Volgens van Heurn Beschrijving stond aan deze zijde der straat de Oude Dieze en wel aan den hoek van die straat en de Triniteitstraat, een groot heerenhuis, dat hij noemde het huis der familie van Eyck; het was volgens hem eene poort, waardoor men van de Oude Dieze kwam op eene vierkante binnenplaats, ter weerszijden waarvan verscheidene gebouwen stonden, van welken de rechts van die poort staande aan eene en de links daarvan staande aan eene andere familie verhuurd werden. Uit de geschiedenis van dat ten slotte de lakmoesfabriek der firma W.D. Bosch geworden zijnd heerenhuis, die hierna onder A zal worden medegedeeld, zal echter blijken, dat van Heurn zich vergiste, toen hij dit huis dat der familie van Eyck noemde.
Naast dat huis stonden oudtijds in de richting der Peperstraat nog twee heerenhuizen, die hieronder zullen worden beschreven sub B en C en daarop volgde ten slotte het aan den hoek der Oude Dieze en Peperstraat staand huis met tuin, genaamd de Berenbijt.
Het hiervoren bedoeld groot heerenhuis bestond vooreerst
| 277 |
hereditas, ortus ac una camera secundae dictae domui adjacens, sitae ad locum die oude dyese supra conum vici, quo itur versus locum, dictum die Triniteyt, inter eundem viculum ex uno et inter hereditatem heredum quondam domini et magistri Godefridi van de Venne, presbyteri, ex alio, tendentes a dicta platea. die alde dyese vocata, ad hereditatem seu domum die Cluyse vocatam, ad dominum et magistrum Johannem de Balen, filium Petri, spectantem et ad hereditatem heredum quondam domini Reyneri alias die paeus vocati, presbyteri. Het eerste van die beide huizen, het eigenlijke hoekhuis n.l., werd 16 Maart 1537 (Reg. n°. 153 f. 67) door Gerard en Elisabeth, kinderen van Cornelis Gerardszn die Wolff en Belia die Haze Jansdr, welken het van dezen met hunnen onnoozelen broeder Lucas geërfd hadden, ook namens dien onnoozele, voor wien zij zich sterk maakten, verkocht aan mr. Jan van Balen Peterszn, priester en kanonik der St. Janskerk te den Bosch, die het ander dezer beide huizen kocht van Antonius, zoon van Antonius van Dieperbeeck, die het 26 Juni 1539 (Reg. n°. 155 f. 235) gekocht had van mr. Gijsbert van den Velde Loeniszn, ook kanonik der gezegde kerk 1); deze had het gekocht van de erfgenamen van Wouter van Berse Lambertszn.
Mr. Jan van Balen voornoemd verkocht de beide huizen bij eerstgezegde akte van 1543 aan den doctor in de medicijnen mr. Jacob van Ostaijen genaamd van Zundert, ook wel genaamd van Zundert van Ostayen, die na doode zijner vrouw Beatrix Brants Gerritsdochter priester werd en toen studiebeurzen stichtte, waarvan de stichtingsbrief staat in Reg. n°. 206 f. 338 2). Hij schijnt een zoon, mr. Dirck van Ostayen genaamd van Zundert geheeten, gehad te hebben, daar deze toch in eene Bossche Schepenakte van 1553 gezegd wordt
| 278 |
eigenaar van de beide hierbedoelde huizen te zijn; waarschijnlijk stierf hij vóór zijnen vader, en zal deze daarna kinderloos geweest zijn, omdat deze alstoen een vierde in die beide huizen legateerde aan de negen armenblokken van den Bosch, zooals blijkt uit eene Schepenakte dier stad van 5 Februari 1573 (Reg. n°. 223 f. 92), waarbij mr. Zeger Adriaanszn, raad van den Bosch, Jan Beck en Henrick de Hont Junior als executeurs van het testament van heer en mr. Jacob Van Sundert van Ostayen, priester en doctor in de medicijnen, in vereeniging met de Stadsblokmeesters aan Henrick de Hont Henrickszn Senior, rentmeester van den Bosch, verkochten: een vierde in gezegde huizen, omschreven als een vierde in: domo angulari, area, orto ac domo posterion, necnon domo, area, orto, camera contigue dictae domui adjacente atque duabus cameris ad finem jam dicti orti sibi immidiate lateraliter adjacentibus et quae praemissa pronunc duae domus, area, porta, vacua hereditas, ortus ac una camera secundam dictam domum adjacens esse disnoscuntur, staande aan de Oude Dieze op den hoek der Triniteit tusschen deze straat ex uno en het huis der erfgenamen van heer en mr. Goijart van de Venne, priester ex alio en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het huis, die Cluyse genaamd, toebehoorende aan heer en mr. Jan van Balen en tot aan het erf van heer Reynier de Doven, genaamd die paeus, priester. Het overige in deze beide huizen werd van voornoemde Beatrix Brants geërfd door Antonia, huisvrouw van Henrick Henrickszn de Hont Junior en dochter van Willem Robbertszn en Johanna, de dochter van Herbert, zoon van Gerrit Brants. Haar man verkocht 9 September 1575 (Reg. n°. 224 f. 441) al haar recht op die huizen aan zijnen vader Henrick de Hont Senior, die daardoor algeheel eigenaar daarvan werd. Deze was gehuwd met Anna van den Heseacker, dochter van Henrick Lambrechtszn, welke hem, behalve zijnen genoemden zoon Henrick de Hont Junior, deze kinderen schonk: Anna huisvrouw van Henrick Eelkens Janszn; Maria en Gerardken, de huisvrouw van Peter | 279 |
Strybosch, den stadhouder van het Kwartier van Kempenland; deze kinderen alsmede de navolgende kinderen van hunnen broeder Henrick de Hont Junior, zijnde: Jenneken; Willemken; Maria huisvrouw van Peter Alardszn van Herpen; Anthonia huisvrouw van Jan Peter Adamszn; Henrick en Anneken huisvrouw van Pieter Dirckszn van Aelst verkochten 25 April 1609 (Reg. n°. 278 f. 53 vso) de beide meerbedoelde huizen aan Jonker Franchoys Prouveur, schout van Kempenland 3); zij werden nu gezegd te zijn: een groot schoon steenen hoekhuys metten huyse ende camere ruerlincx aen denzelven hoechuyse getimmert, bleycvelt, hoff met noch een cleyn huysken metter aft hangende leyve aldaer by den hoff staende, ledige plaetsst, poorte, achterpoorte ende peerdtstall, gestaen ende gelegen binnen dezer stadt 's Hertogenbosche in de strate, genoempt opte Oude Dieze, op ten hoeck van 't straetken, als men aldaer gaet nae de plaetse, die triniteyt genoempt, tussen tzelve straetken ter eenre zyde ende tussen huysen ende erffenisse eertijts Geertruyts de Hont, nu Diercx Dierczn van Erp, tijmmerman, ter andere zyden, streckende van de gemeen voorstraet genoemt de oude dieze tot aen erffenisse genoemt de cluyse (of den Cluysenaer) ende Adriaens Zegers hoff. Genoemde Prouveur verkocht de beide huizen 22 April 1627 (Reg. n°. 363 f. 344) aan Gerard van den Hovel, priester en benificiaat der kerk van St. Jan Ev. te den Bosch, ten behoeve van: de Fundatie des Wandelgraets off collegium van 15 scholieren, by zal. memorie mr. Peeter Griensven van Geffen, priester ende canoniek der Cathedr. Kerck van St. Jan voors. gefondeerd 4). Peter, zoon van Henrick van Oudenhoven Henrickszoon en Maria de Hont Henricksdochter, vernaderde daarop die huizen doch 27 April 1628 deed hij deze naasting te niet, zoodat gezegde fundatie toch in het bezit daarvan kwam. Aerd Aerdszn van den Heuvel, als gemachtigde van
| 280 |
mr. Gijsbrecht van Griensven, wonende te Hilvarenbeek, in diens hoedanigheid van collator van de fundatie, door mr. Peter van Griensven, zijnen neef, gemaakt, verkocht reeds 22 April 1632 de beide huizen, die alstoen werden gezegd te grenzen aan het Groot Begijnhof O-waarts en het huis van den timmerman Dierck Dierckszn van Erp anderzijds en zich achterwaarts uit te strekken tot aan het erf, genoemd den Cluysenaer en den tuin van wijlen Adriaan Segers, - aan Jor. Arnould van Boecop tot den Ruwenberg, oud-raad van den Bosch; deze verkoop werd echter 25 September 1634 gecasseerd. Gezegde fundatie bleef nu daarvan eigenares tot dat Dirck van 's Gravesande in zijne hoedanigheid van ontfanger van meergezegde fundatie, of, zooals hij zich noemde, van ontvanger-generaal der studiebeurzen en beneficien, gefundeerd in de stad en Meijerij van den Bosch, alzoo ook van die gefundeerd door mr. Peter van Griensven, deze huizen 16 Juni 1702 (Reg. n° 515 f. 7 vso) verkocht aan Maarten Christiaan Sweerts de Landas, halfheer van Oirschot en Best, schout van Kempenland en president-schepen van den Bosch; zij werden daarbij omschreven als: eene grootte steene huysinge, erve ende hoff met twee poortten ende plaetsschen, staande op de Oude Dieze op den hoek der Triniteitstraat tusschen het huis van Johan van Daverveld op de Oude Dieze ex uno en de straat de Triniteit, zoomede de huizing, genaamd de Cluyse, staande op de Triniteit, ex alio en strekkende langs het erf van genoemden Johan van Daverveld tot aan dat van Robert de Lobell.
Laatstgenoemde kooper, die op 19 Juli 1629 geboren werd, was zoon van Jacob Zuerius, eigenlijk genaamd Sweerts, raad en rentmeester-generaal der beden van Brabant (geboren te Amsterdam in 1587 en overleden te den Bosch in 1658) en Johanna Lopes de Villanova 5). Reeds den
| 281 |
24 October 1695 (Reg. n° 509 f. 326) had hij van Jonkvrouw Gratiana Louisa Hamel Bruyninx, die daarbij optrad zoo voor zich en als rechtverkrijgster van haren broeder, den kapitein Ferdinand Marten, zoomede van haren broeder Johan Jacob Hamel Bruyninx, secretaris van de ambassade der Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden te Weenen, gekocht het landgoed Haanwijk 6), gelegen onder St. Michielsgestel, waarvan zijn broeder Frederik Hendrik Sweerts de Landas, heer van Baarschot, na zijnen dood (hij stierf in 1704 en werd te Oirschot begraven) 4 April 1705 (Reg n° 519 f. 130) 1/5 verkocht aan zijne weduwe Clementia Geertruid van Els tot Boelenham. 7) Het hiervoren bedoeld groot heerenhuis bestond voorts
| 282 |
slotte door erfenis kwam aan Allegonda, dochter van Wouter van Achelen en huisvrouw van Evert Ruysch, alsmede aan den zoon van laatstgenoemden Wouter van Achelen, zijnde Johan van Achelen, die gehuwd was met Mechteld van Wamel. Laatstgenoemde als zijne weduwe en ook nog als moeder-voogdes over de twee onmondige kinderen, Anna Maria en Johannes genaamd, geboren uit haar huwelijk met hem, verkocht met genoemden Ruysch 17 Maart 1698 (Reg. n°. 482 f. 34 vso) het hierbedoeld huis aan Johan van Daverveld, die griffier van het Kwartier van Maasland en secretaris van Oss was en deze kinderen had: a. Abraham, predikant van Drunen en Nieuwkuik; b. Petronella, echtgenoote van Gerard van Leeuwen de Gouda; c. Hendrick; d. Jacob; e. Margaretha en f. Leonardus. Hij verkocht dit huis 7 November 1704 (Reg. n°. 516 f. 431) weder aan Clementia Geertruid van Els tot Boelenham douairière van Maarten Christiaan Sweerts de Landas, die van dezen de beide hiervoren sub a beschreven huizen geërfd had. Eindelijk bestond het groot heerenhuis uit
Behalve dit huis bezat zij als erfgename van haren man ook nog een achter dat huis in de Triniteit staand een huis, eerst
| 283 |
genaamd de Cluyse, later In de Cluysenacr. Haar man had het 29 Mei 1703 (Reg n°. 515 f. 283) gekocht van Nicolaas Smits; het werd toen gezegd te zijn een huis en erf, staande op de Triniteit tusschen het huis eertijds van Henrick de Hont 8) ex uno en het huis van den broodbakker Jan Peterszn van Eyl 9), een gang, waardoor men gaat naar den tuin van wijlen Goijart de Weer, tusschen beiden loopende, ex alio. Blijkens G. Coeverincx Analecta II p. 74 was er eene kluis op het Groot Begijnhof van den Bosch, of, zooals hij aldaar vermeldt, in baginagio Buscoducensi, in welke kluis eene vrouw werd ingesloten, die daarin had te leven volgens de daartoe vastgestelde ordinantiën. Of deze kluis dezelfde was als die, waarvan hier de rede is, is niet meer uit te maken. De plaats, waar het huis, genaamd de Kluis stond, was gelegen tegenover het erf van het Begijnhof, zoodat het niet op dat Begijnhof stond, maar daarom kan het aanvankelijk toch nog wel de kluis geweest zijn, welke door Coeverincx bedoeld is en zoo zou dan de veronderstelling niet lichtvaardig zijn, dat de kluis van bedoelde plaats in lateren tijd naar het Groot Begijnhof is overgebracht en dat daarna de oorspronkelijke kluis van dat Hof particulier eigendom is geworden.
Blijkens het Schepenregister van den Bosch n°. 81 was in 1485 Willem Steen wech reeds eigenaar van die Clueze, staende op die Trijniteit. In 1537 (Reg. n°. 153 f. 61) werd zij gezegd het eigendom te zijn van heer Gerard van Zuylre en 28 April 1542 (Reg. n°. 160 f. 164) verkochten mr. Peter die Ruyter, kanonik der St. Janskerk van den Bosch en Leonardus de Boirt Jordanuszn. priester, als uitvoerders van den uitersten wil van den priester Wouter, zoon van Wouters-
| 284 |
zoon, die ze gekocht had van Gerard, zoon van Jan, den zoon van Gerard Hermans genaamd die scoemakcr, c.s., haar aan mr. Jan van Balen Peterszn, priester en ook kanonik van gezegde kerk. Deze fundeerde in 1553 eene mis in der choor van Ons; Lieve Vrouw, genoemt Ons Nieuwe Lieve Vrouwen, staande in gezegde kerk bij den toren, en verleende daartoe eene grondrente uit huis, erf en ledige plaats, genaamd die Cluyse, staande en gelegen te den Bosch, after die plaetse, genoempt de Triniteyt, by of omtrent de Aude Diese tusschen het erf van mr. Dirck van Ostayen alias van Zundert ex uno ende d'afterste eynde ende tusschen erffenisse heer Laureynssens die Leeuwe, soon wilner Peters die Leeuwe, priester, d'ander zyde, streckende metten voorsten eynde aen een gemeyn wech aldaer. Clementia Geertuid van Els tot Boelenham, de meergenoemde douairière en erfgename van Maarten Christiaan Sweerts de Landas, bezat in de Triniteitstraat behalve het huis de Cluyse ook nog den aan de overzijde van die straat gelegen scherpenhoek, welken de Rentmeester der Episcopale en andere geestelijke goederen in de stad en Meierij van 's Bosch haar 17 Augustus 1714 (Reg. n°. 531 f. 177) had verkocht en in de daarvan opgemaakte akte gezegd werd te zijn: de uitspringende hoek van het Groot Begijnhof te den Bosch, loopende van de brug over de Dieze langs de Triniteitstraat tot aan den tweeden ruiterstal; die hoek was derhalve het ert, waarop thans de Oostwaarts aan de Triniteitsstraat staande huizen zich bevinden, met den daartoe behoorenden open tuin.
Een aanzienlijk complex van gebouwen en erven langs de Oude Dieze en de Triniteitstraat behoorde alzoo ten slotte aan de dikwerf genoemde douairière van Maarten Christiaan Sweerts de Landas. Maar of zij boven hare krachten had geleefd dan wel of hare erfgenamen insolvabele lieden waren, het eind van de geschiedenis was, dat 20 Mei 1733, zijnde anderhalf jaar na haren dood, die 30 December 1731 plaats had, al haar voorschreven onroerend goed, ten laste van hare
| 285 |
erfgenamen - zijnde hare navolgende kinderen; a. Ermgarda Gratiana Sweerts de Landas, echtgenoote van Albert Carel Snouckaert van Schauburg, heer van Heeze en Leende en Zes Gehuchten; b. Christina Clementia Sweerts de Landas, echtgenoote van den kolonel Mare Willem du Tour; c. Johanna Martina Sweerts de Landas, echtgenoote van den majoor Henry Collot d'Escury; d. Jacoba Theodora Sweerts de Landas, echtgenoote van Carel Leonard du Bois de Chaillon, kolonel; e. Jacob Dirk Sweerts de Landas, heer van Oirschot en Best, schepen van den Bosch en kanonik van St. Pieter te Oirschot (wiens vrouw was Geertruid Dorothea Bartholotti van den Heuvel tot Beijchlingen) - gerechtelijk voor schuld werd verkocht, bij eene akte, (Reg. n°. 556 f. 130), waarin daarover voorkomt, dat het hoekhuis is: een extra schoone ende wel doortimmerde huysinge, voorzien met royale saletten, keukens, kelders, koetshuys, stallinge, plaats ende hof, staande op de Oude Dieze tusschen de twee na te melden woningen onder een dak ex uno en de Triniteit ex alio en zich uitstrekkende tot aan het erf van van Ceulen; dat de Cluys is een huisje, staande op de Triniteit tusschen voorschreven groot huis ex uno en een gangetje of poortje ex alio, en dat de tuin aan de overzijde der Triniteit is een schoone tuin, beplant met fruitboomen en gelegen rondom, binnen eene planken heining aan de Triniteit, zijnde die tuin een uitspringende hoek van den Begijnhof en begrensd eenerzijds door de Triniteit en anderzijds door de Dieze en strekkende zich uit tot op het erf van den Begijnhof of 's Lands stallingen. Deze panden werden als toen voor fl 5300 (zijnde de koopprijs van den tuin fl 150) verkocht aan mr. Cornelis Speelman, ridderbaronet, heer van Nuland, Heeswijk en Dinther, oud-schepen en raad van den Bosch. Het huis of de twee woningen onder één dak, staande aan de Oude Dieze tusschen voorschreven groot huis ex uno en het volgende ex alio en zich uitstrekkende tot op het erf van dat groot huis, werd toen voor fl 500;
en de schoone, hegte en wel doortimmerde huysinge, erve
| 286 |
ende hof, staande aan de Oude Dieze tusschen de beide laatstgemelde woningen onder één dak ex uno en liet huis van Sr. Rutte ex alio en zich uitstrekkende tot op het erf van Sr. van Ceulen, werd alstoen voor fl 450 verkocht aan Johan van Hanswyk, burger van den Bosch.
Wat mr. Cornelis Speelman als voormeld kocht werd door hem 21 Januari 1745 (Reg. n°. 563 f. 304) weder verkocht aan Pieter Johan Francken, burger en schepen van den Bosch. Diens vrouw was Agatha Geertruy de Gyselaar, welke hem eene dochter Anna schonk, die trouwde met mr. Willem Cornelis Ackersdyck, president-schepen van den Bosch; zij bracht hem de van mr. Cornelis Speelman gekochte huizen ten huwelijk; hunne kinderen verhuurden, die gedurende de jaren 1797 en 98 aan den vicaris-apostoliek Antonius van Alphen, welke alstoen daarin vestigde het door hem opgericht R. Katholiek Seminarie 10). Van genoemde echtelieden Ackersdyck kwamen deze huizen bij deeling van 8 November 1801 aan hunne dochter Petronella Johanna Ackerdijck, echtgenoote van mr. Lodewijk Willem Ernest van Heurn 11), rentmeester van het Kapittel van St. Pieter te Oirschot, en advocaat te den Bosch, geboren aldaar 30 Juli 1771, zoon van mr. Frans, secretaris van den Bosch en van diens tweede echtgenoote Jeanne Esther Leopoldine van Wilmsdorff.
Laatstbedoelde huizen dienden in de 19e eeuw tot lakmoesfabriek en zijn eenige jaren geleden, toen die fabriek had opgehouden te bestaan, afgebroken; toen is daarvoor in de plaats gekomen het kapitale heerenhuis van Jhr. mr. Theodore Serraris, procureur-generaal te den Bosch, dat genummerd is Oude Dieze 12.
Van de huizen, welken Johan van Hanswijk van den boedel der douairière Sweerts de Landas, als gezegd, kocht, kwamen de twee woningen onder één dak in 1802 door
| 287 |
koop aan Jan van de Veerdonk; het Westwaarts daarnaast staand huis kwam in datzelfde jaar ook door koop aan Frans Lodewijk Welsch, die het 30 April 1804 verkocht aan den architect Willem Hubert, welke het 6 November 1807 wederom verkocht aan Wilhelmus Franciscus van Niel, praeceptor der Latijnsche scholen te den Bosch. Ook deze beide huizen dienden in de 19e eeuw tot lakmoesfabriek en zijn eveneens eenige jaren geleden afgebroken, waarna zij door moderne heerenhuizen vervangen zijn. | 288 |
Noten | |
1. | Zijne zuster Luytgardis van den Velde huwde met Lambert Millinck Lambertszn. |
2. | Men zie hierover nog Van der Does de Willebois Studiebeurzen II p. 242 en p. 263. |
3. | Men zie over hem Panken en van Sasse van Ysselt. Beschrijving van Bergeik p. 220. |
4. | Men zie hierover blz. 213. |
5. | In 1623 woonde te Straatsburg Martin Lopes de Villanova, wiens moeder was Sara von Landas en wiens echtgenoote heette Aemilia Dorothea von Abtenzell. |
6. | Het daarop staand kasteel werd in 1649 gebouwd. |
7. | Van haar erfde Haanwijk hare dochter Christina Clementia Sweerts de Landas, echtgenoote van Mare Willem du Tour; zij verkocht het den 1 Juni 1759 (Reg. n° 577 f. 163) aan hunnen zoon, den majoor Onno Tamminga du Tour. |
8. | Henrick de Hont Junior, zoon van Henrick de Hont Senior verkocht 7 April 1590 (Reg. no. 246 f. 304 vso) aan Adriaan, zoon van wijlen Adriaan Zegerszn, rentmeester der stad den Bosch, een huis met erf en tuin, staande op de Triniteit bij de Cellebroeders aldaar, dat hij 13 Maart 1576 (Reg. no. 225 f. 412) gekocht had van de executeurs van het testament van heer Laureyns Peterszn de Leeuwe, priester en beneficiaat der St. Janskerk te den Bosch. |
9. | Zijne rechtverkrijgster was Johanna van Eyl. |
10. | Schutjes Geschiedenis van het Bisdom den Bosch II. p. 186. |
11. | Van hem stamt de tegenwoordig adellijke familie van Heurn af. Zie Heraldieke Bibliotheek 1873 p. 62. |